Blijf op de hoogte!
Ook tijdens het afgelopen LAC kwam de vergelijking met de ‘echte’ architecten en hun architectuur weer veelvuldig ter sprake. Marlies van Steenbergen deed al story-tellend verslag van haar verbouwing en de rol die de door ingehuurde architect speelde. Chris Potts deed in zijn keynote verslag van zijn ervaringen met een scandinavisch architectenbureau. Ook Jan Truijens ging in op de vergelijking tussen beide vormen van architectuur maar hij ging ook met name in op de redenen waarom de vergelijking mank gaat. Zo liet hij een paar voorbeelden zien van gerealiseerde architectuur waarbij het gebouw als zeer mooi wordt ervaren maar de gebruikers absoluut niet tevreden zijn.
Ik constateer hier een paar misvattingen. Tom Graves (@tetradian) heeft het een keer zeer scherp opgemerkt dat een gebouw niet de architectuur is maar de realisatie van een architectuur. Maquettes, tekeningen, artist impressions zijn allemaal architecturen die aan de basis staan van het bouwen. De architectuur is daarmee herbruikbaar en kan kan keer op meer verbeterd worden. Het beste voorbeeld hiervan is de braziliaanse architect João Filgueiras Lima (Lelé). Zijn architectuur voor ziekenhuizen in Brazilie heeft op een zeker moment geleid tot de bouw van een ziekenhuis voor een fractie van het geld dat ervoor was begroot. Essentie hier is dat Lele de architectuur voor een ziekenhuis bij elke realisatie verder heeft ontwikkeld. Geen complete ‘turn arounds’ van zijn architectuur voor ziekenhuizen maar herhaaldelijk bijschaven en gebruik maken van nieuwe ontwikkelingen in de techniek.
Ook wordt opgemerkt dat bouwarchitecturen wordt gezien als een vorm van kunst. Het is ontegenzeggelijk waar dat een klein aantal architecten een aparte status hebben. Sterker nog, er zijn architecten waarbij een flink aantal van hun ontwerpen niet is gerealiseerd. Dit levert in ieder geval wel een mooie aanleiding voor een museum zoals het NAI in Rotterdam. In mijn ogen gaat dit echter wel voorbij aan 1 van de 3 principes van Vitruvius dat een architectuur ook bruikbaar moet zijn. In ieder geval is hier een helder leermoment uit te halen: de realisatie van de architectuur moet centraal staan in al zijn 3 aspecten (bruikbaar, realiseerbaar, “mooi”) en niet de architect. En wie weet komt er ooit nog een mooi (online) museum met mooie enterprise-architecturen. Overigens is het boek van Osterwalder over het Business Model Canvas op zichzelf al een klein kunstwerk!
Een ander argument is dat gebouwen veel minder dynamischer zijn dan organisaties en informatie systemen. Ook dit is maar ten dele waar. Op papier (de feitelijke architectuur) is zo een andere hark getekend maar dit in de praktijk realiseren is veel minder makkelijk. Hetzelfde geldt voor een gebouw. Het tekenen van een verbouwing is zo gedaan, maat daadwerkelijk realiseren van de verbouwing is veel lastiger, vraag dat maar aan Marlies. Overigens zijn er ook andere zeer relevante vormen van architectuur waar enterprise-architecten misschien van kunnen leren. In het kader van de ruimtelijke ordering zijn het de landschapsarchitecten die een rol spelen in streekplannen en bestemmingsplannen (samen met o.a. planologen en stedebouwkundigen). Het mooie van deze vergelijking is dat de elementen waarop deze architectuur betrekking op heeft, continu aan verandering onderhevig is. Het natuurlijk groen groeit, gaat dood, verliest blad tijdens de winter, etc. Maar ook de gebruikers van het gebied veranderen continu en brengen ook veranderingen aan binnen het gebied. Kortom, misschien nog wel een complexere vorm van architectuur dan enterprise-architectuur!
Bart den Dulk (bdendulk@archixl.nl) is senior consultant bij ArchiXL.
Neem contact op met ons, we vertellen er graag meer over!
Blijf op de hoogte!
Arnhemse Bovenweg 140
3708 AH Zeist
Nederland
© ArchiXL | KvK 05084421